Wie in de gedachten van zijn dierbaren leeft,
die is niet dood, maar slechts ver weg.
 
Immanuel Kant

Verhaaltje

Op een dag nam de mier afscheid van de eekhoorn.
‘Ik ga voor geruime tijd op reis,’ zei hij,
‘maar ik weet niet voor hoe lang.
Ik neem dus maar zó afscheid
dat het ook voor heel lang kan zijn.’
Zij schudden elkaar vijf keer de hand
en omhelsden elkaar ook
zoals het bij een afscheid voor lange tijd hoort.

‘Laat je nog iets van je horen?’ vroeg de eekhoorn.
De mier had zich al omgedraaid en riep,
terwijl hij langs het bospad liep: ‘Ja!’
Even later was hij uit het zicht verdwenen
en bleef de eekhoorn alleen achter.
‘Wat zou het voor reis zijn?’, dacht hij.
Maar hij wist hoe weinig je kon zeggen
van reizen die nog moesten beginnen.
Niet lang daarna ontving de eekhoorn een brief.

Beste eekhoorn,
Ik ben nu volledig op reis.
Ik heb je beloofd dat ik iets van mij zou laten horen.
Als je straks een uitroepteken leest
laat ik iets van mij horen.
Lees je goed? Let op !

Op dat moment klonk er een zacht gefluit
dat onmiskenbaar het gefluit van de mier was.
‘Mier!,’ riep de eekhoorn opgetogen.
Hij draaide de brief om en om,
keek tussen alle letters
en toen in de envelop en op de grond,
maar er was geen spoor van de mier te bekennen.
Hij begon opnieuw te lezen,
en weer hoorde hij, toen hij het uitroepteken las,
hetzelfde zachte gefluit.
Als hij lang naar het uitroepteken keek
kon hij zelfs een liedje herkennen
dat de mier dikwijls floot.
Hij deed de brief in de envelop
en legde hem op de tafel naast zijn bed.
Hij moet heel ver weg zijn, dacht de eekhoorn.
Maar hij denkt aan mij!
De zon scheen
en de eekhoorn ging op de tak voor zijn deur zitten.
Maar telkens stond hij op
en ging hij naar binnen om de brief nog eens te lezen,
en telkens als hij bij het uitroepteken kwam
hoorde hij weer het zachte fluiten van de mier
die ver weg iets van zich liet horen.
En telkens schudde de eekhoorn zijn hoofd,
glinsterden zijn ogen en dacht hij: mier, mier!

(Toon Tellegen)